|
||||||||
Gard Nilssen lijkt mij “a man with a mission” te zijn: niet alleen is hij de begenadigde Noorse drummer in ontiegelijk veel projecten en bands, hij schopte het recent ook tot “artist in residence” bij het Molde Festival én hij wil kennelijk de drummer uit het verdomhoekje van de “man chteraan op het podium” halen. Dat kan ik alleen maar onderschrijven en Nilssen bewijst bij herhaling dat zijn uitgangspunt het juiste is. Neem zijn recente plaat met Bushman’s Revenge, luister naar wat hij doet met Spacemonkey of het Supersonic Orchestra en je hoort een drummer, die als weinig anderen bij machte is om in dialoog te gaan met zijn medemuzikanten: hij eist als het ware zijn plek in de spots op, zonder dat echter opdringerig te doen: hij toont zich als “één van de muzikanten”, die de anderen niet alleen lààt spelen, maar die de anderen spontaan zover krijgt, dat ze hém ook laten musiceren. Dat bleek de voorbije zomer ten overvloede op dat Molde-festival, waar de opkomende grote ster Ambrose Akinmusire kwam meespelen met deze Acoustic Unity en waar de vier samen een concert neerzetten dat, door wie erbij was, als “memorabel” wordt omschreven. Dat trio bestaat, naast Nilssen, uit landgenoot/saxofonist André Rolligheten en de Zweedse contrabassist Petter Eldh en ze bestaan intussen een vijftal jaar, periode binnen dewelke ze “Firehouse” en “Live in Europe” maakten, twee platen, die heel goed onthaald werden in jazzkringen, maar niet echt de grote doorbraak konden forceren. De plaat -in de bijhorende perstekst wordt terecht verwezen naar Albert Ayler’s Spiritual Unity, al was het maar om de gelijkenis in naam van beide bands te verklaren- bevat een kleine drie kwartier heerlijke en zelfgeschreven muziek, die heen en weer gaat tussen het dromerige en het uitbundige, het ruigere en het vloeiende werk. Na een paar beluisteringen kom je tot de fijne vaststelling, dat dit een plaat is, die je rààkt, zowel gevoelsmatig als door de heldere aanpak ervan: hier zijn kerels aan het werk, die elkaar beter willen maken, die samen spelen, omdat het geheel dan groter kan worden dan de som van de delen. Hier is het geen kwestie van “sax plus ritmesectie”, neen, hier gaat het om “een trio van drie gelijkwaardige instrumenten, waarvan drums er één is”. Dat de plaat haar titel ontleent aan Ornette Coleman’s “To Whom Who Keeps a Record”, is een gewild detail, maar ook niet meer dan een bijkomstigheid, al is erg duidelijk dat het trio nogal wat bewondering voor Coleman vertoont. De echte reden voor de titelkeuze is het besef dat het platenkopend publiek levensbelangrijk is voor muzikanten, die van hun kunst proberen te overleven. Daar kan ik bijzonder weinig aan toevoegen, behalve dan: geef dit heerlijke trio een kans, want het loont ontegensprekelijk de moeite. Bijgaande link leidt u naar “Bøtteknott”, een erg representatief nummer, waar u vermoedelijk niet vaak zal moeten naar luisteren om overtuigd te geraken van de kracht van de muziek van dit trio. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||